Citaat van dr. Jan Koopmans – De kerk is de plaats waar Christus met zondaren wil samenwonen
Er hangt in de consistorie van de Noorderkerk maar één foto: het markante portret van dr. Jan Koopmans (1905 – 1945). De gelaatstrekken hebben én iets milds én iets onverzettelijks. Twee eigenschappen die samenkomen in dat zeldzaam mooie woord zachtmoedig, dé trek die volgelingen van Jezus typeert (vgl. Mat. 11:29). Bij Jan Koopmans had die dubbele trek m.i. te maken met zijn afkomst uit een stoer Fries geslacht én zijn geboorte uit ‘water en Geest’ (Joh. 3:5). Een geheiligde combinatie was het van natuur en genade!
Vanaf zijn 16de groeide het verlangen om predikant te worden. Het fenomeen van de prediking boeide hem jongs af aan (omdat hij er zelf door gegrepen en gezegend was) en vormde later het hart van zijn werk. Hij schreef: ‘We kunnen er eigenlijk nooit over uitgedacht raken, wat dat zeggen wil: God spreekt. Deze twee woorden sluiten het geheim der wereld in zich, haar grond en haar einde. De eerste en tweede schepping komen hier vandaan. Oordeel en verlossing hangen hier van af. Leven en sterven en sterven ontvangen hieruit hun zin’. Collega G.W. Marchal concludeerde: ‘Luisterend naar het Woord is hij, leerling blijvend, een leraar bij uitstek geworden’ ( Jan Koopmans, dienaar tot de oogst, p. 15). Zijn nagelaten en nog altijd gewaardeerde Postilles zijn er een tastbaar teken van. Theologisch wist hij zich verwant met de grote klassieke traditie en de opkomende theologie van de Bekennende Kirche.
Aan het begin van de oorlog werd hij predikant in Amsterdam, eerst van de Elthatokerk en al snel daarna van de Noorderkerk. In de herfst van 1940 schreef hij de bekende brochure Bijna te laat als reactie op de door de bezetter verplichte Ariërverklaring. Koopmans doorzag de list en kon niet zwijgen! Scherp is zijn profetische stem: ‘Zij [de Joden]gaan eruit – daarover moeten wij niet de flauwste illusies maken – zij gaan eruit en gaan eraan! (..) Het is nog niet helemaal te laat om de Duitsers te laten zien, dat hun goddeloosheid niet alle dingen overwint, maar dat er ergens mensen wonen, die hun christelijk geloof en hun goede gewetens niet laten roven.’ In het SS-blad Sturm werd hij als reactie daarop geschoffeerd als ‘procuratiehouder van de firma Juda en Co’. Hij dook uiteindelijk onder. Tragisch genoeg werd hij op 12 maart 1945 getroffen door een ‘verdwaalde kogel’, terwijl hij voor het raam stond te kijken hoe 30 mensen in koele bloede werden gefusilleerd op de Weteringschans. Twaalf dagen later overleed hij aan de verwondingen, 39 jaar jong. De verdwaalde kogel was ‘bezien met de ogen van de antichrist meer raak dan menig ander in ons land’, schreef zijn collega K.H. Kroon.
Van deze pastor en profeet is het bovenstaande citaat. Het is een ecclesiologie (leer van de kerk) in notendop. Maar laat je de reikwijdte ervan op je inwerken, dan is het van eenzelfde diepte, hoogte, breedte en lengte als de liefde van Christus! Wat wilde Koopmans er mee zeggen? Ik citeer: ‘De kerk: iedereen weet wat dat is en toch is het moeilijk er een definitie van te geven. De één weet over de kerk slechts in felle woorden van afwijzing te spreken; de ander raakt van den lof der kerk bijna niet uitgezongen.’ Hoe kan het dat beide hun gelijk hebben? Het korte en krachtige antwoord is even ontnuchterend als verrassend: ‘De kerk is de plaats, waar Christus met zondaren wil samenwonen. Wie haar prijst, verheerlijkt Christus! Wie haar kritiseert, kritiseert zondaren. Dat de zondaren zondaren zijn, verhindert de kerk niet kerk te wezen, omdat immers Christus Christus is.’ (In: De Nederlandsche Geloofsbelijdenis, p. 171). Een prachtige bijbelse doordenker!
Deze uitspraak blijft actueel! Uitgerekend in deze tijd, waarin kerk en gemeente behoorlijk onder kritiek staan. Helaas nogal eens met reden. Tegelijk constateerde Bonhoeffer (een tijdgenoot van Koopmans die op dezelfde leeftijd enkele weken later werd geëxecuteerd!) al dat er met betrekking tot de kerk te weinig wordt geloofd en te veel wordt gedroomd. Met gevolg dat men geen ‘goed gevoel’ heeft bij de concrete gemeente en haar in al haar gewoonheid, onvolmaaktheid en tekort afdoet als te min. Dat we ons hiermee verheffen tot boven Christus zelf – want Hij wil daar wél verkeren! – lijkt zulken nauwelijks te deren.
Koopmans zet ons met zijn uitspraak met beide benen op Bijbelse grond. God komt samen met ménsen. Christus trekt op met zóndaren. Realistischer kan het niet. Genadiger evenmin. Daarmee is er ook voluit plek voor mij en voor ieder ander, wie ook maar. Het uithouden in deze werkelijkheid belooft meer toekomst dan wegvluchten in dromerij. In plaats van toe te geven aan groeiend ongenoegen krijgt de Geest dan juist alle ruimte om in ons de beloofde vrucht te laten rijpen: van geloof en liefde, van geduld en goedheid, van trouw en zelfbeheersing. Zo krijgt Christus gestalte in de gemeente. Om te beginnen bij jezelf. Wie dit bedenkt wordt er zomaar blij van dat de kerk een plek is waar Christus samenkomt met zondaren. Niet méér en niet mínder. Je moet er toch niet aan denken dat het anders zou zijn…?
Paul Visser
Een huis van God, een huis voor de ziel, God dank.