Je ziet ze komen op sneakers, slippers of wandelschoenen, reisgids in de hand en mobiel of camera in de aanslag. Toeristen in Amsterdam. Uitgenodigd door een open deur in de monumentale Noorderkerk en een bord dat ze welkom zijn in de Noorderkapel stappen ze het portaal in, werpen een blik in het kleine kapelletje, kijken of ze toch nog ergens toegang tot de kerk kunnen krijgen en maken dan snel rechtsomkeert — op weg naar de volgende bezienswaardigheid of een horecagelegenheid.
Sinds vorig jaar is onze kerk een kapelletje rijker, waar mensen een aantal morgens in de week welkom zijn om te bidden, stil te zijn, een tekst te lezen en een kaarsje aan te steken. De kapel kent een aantal vaste bezoekers en uit het gastenboek blijkt dat ook voorbijgangers uit binnen- of buitenland er even stil worden en God zoeken. Een oudere mevrouw uit de buurt vond in de kapel God weer terug, nam contact op en kon gesteund door bezoek uit de kerk het laatste stukje van haar levensweg in vrede gaan. Maar verreweg de grootste groep bezoekers wordt gevormd door de toeristen, voor wie deze kleine kapel een teleurstelling is, omdat ze niet gekomen zijn om stil te worden of te bidden, maar om iets te zien.
Naar mijn gevoel is dit kapelbezoek illustratief voor de rol van de kerk in onze tijd. Naast de gelovigen die samen de kerk vormen, druppelen er verrassend genoeg altijd weer mensen binnen die op zoek zijn: Godzoekers, stiltezoekers, mensen met een diep heimwee of een gebroken hart. Maar de grote stroom mensen komt de kerk hooguit als een toerist binnen. Voor hen is een kerk niet meer dan een monument van een dode of vage god of een religieuze attractie in het openluchtmuseum Europa. Dat te beseffen doet pijn, juist omdat dit ook te maken heeft met de kerk in het Westen, die weinig spirituele aantrekkingskracht heeft en daarom vooral als een instituut uit het verleden wordt beleefd.
Maar het zegt ook iets over de geest van onze tijd. Als ik op een morgen een tijdje naar de toeristen rond onze kerk kijk, overvalt mij een triest gevoel van leegheid, van walging soms. Ik besef daarbij dat ik zelf op andere plekken ook toerist ben en ik begrijp ook dat de meeste toeristen onze kapel niet willen bezoeken (ze zouden er trouwens ook niet allemaal in passen). Het gaat me om onze toeristische manier van leven. Het massatoerisme, dat met zijn onrust en drukte het centrum van Amsterdam beheerst, is een spiegel van onze belachelijk oppervlakkige en ook wel tragische manier van leven, zoals Ilja Leonard Pfeijffer beschrijft in zijn laatste roman Grand Hotel Europa. Op zoek naar steeds weer nieuwe belevenissen en plekken, komen we maar moeilijk tot onszelf en tot de kern. Al consumerend en reizend — om de saaiheid of de stress van het leven te ontvluchten — blijven we aan de oppervlakte, met als gevolg dat we snel weer verder moeten, naar nog meer, anders en verder. Dat is de tragiek van het toeristische leven, zoals de Amerikaanse mysticus Thomas Merton schreef: ‘De mensen die het meest reizen, zien het minste.’
Lees meer van Johan Visser op zijn website Dominee Denkt Door