Aan(ge)slagen

Geweld en terreur. Moord en doodslag.
Bloed en wonden. Dood en verderf. Schrik en paniek. Angst en haat.
Woede en machteloosheid. Groeiende onrust en verscherpte beveiliging.
De journaals kunnen het amper aan.
Elke dag moeten er keuzes worden gemaakt
Tussen  Jemen, Irak, Syrië, Beiroet…  en  Parijs.
Om maar te zwijgen over de rebellenlegers Centraal Afrika.
En over al die slachtoffers van corrupt gedrag en seksindustrie.
Te zwijgen ja… want dat heeft inmiddels geen nieuwswaarde meer.
Het komt alleen  bij voorbij als opvulling
als er verder  een dag weinig te melden valt.

Laat staan dat er aandacht zou zijn voor dat ‘kleine leed’ van u en mij.
Terwijl juist dat, als het erop aan komt, er het diepste inhakt.
Omdat je de pijn daarvan aan den lijve ondervindt.
Dat laffe en gemene, weet je wel,
dat misbruik wat je overkwam en brak
dat chronische gebrek aan liefde en aandacht.
En ook deze dingen zijn  nog maar een topje van de ijsberg.
De ijsberg van harde woorden… kille blikken… compleet negeren
En het wordt er niet beter op.
Ondanks alle vergaderen en militair ingrijpen.
Ondanks praatprogramma’s en  professionele hulpverlening.

En God…?
Hij lijkt in geen velden of wegen te bekennen.
Lijkt door dit alles heen zelf de bewijzen te leveren
dat het nergens over gaat… Hij doodgewoon niet bestaat.
Toen iemand van Radio 1 me destijds belde na het neerstorten van de MH17
en me vroeg hoe ik zo’n ramp nog rijmen kon met God, gaf ik het haar gelijk gewonnen.
En antwoordde: Goed, die schaffen we dan af… God.
Tegelijk vroeg ik: Maar wat houd je dan over?
Het bleef heel lang  stil…
Uiteindelijk heb ik zelf het antwoord maar gegeven:
brokstukken, menselijke resten, nameloos verdriet  en een stel rebellen.
Daar moet je het dan mee doen… meer is er niet.
Opnieuw werd het stil aan de andere kant…
Misschien, zo heb ik uiteindelijk gezegd, zeg je dan zomaar op een dag:
‘God… dat kan toch niet… dat dit het laatste is… en verder niks…’
En begin je, voor je het weet, te bidden
Of Hij zich bewijzen wil…

Dat is precies de teneur  van Psalm 94.
God van  wraak… verschijn!
Rechter der aarde… verhef U!
Een schreeuw naar de hemel
om recht te doen en recht te zetten
om af te rekenen met  ieder die vertrapt
en het op te nemen voor ieder die onder de voet gelopen wordt
Een adventsgebed tot en met… van toen voor nu.
Gegrepen uit het hart van ieder die het niet meer weet,
maar niettemin dwars door alles heen weet heeft van God.
En daarom tegen de klippen op blijft roepen.
Zich er niet bij neer wil leggen
dat het kwaad wat ons nu overspoelt.
het één en al zou zijn… het laatste woord zou hebben
Een gebed is het om mee te bidden, zonder verder commentaar

1 God der wrake, Jahweh,
God der wraak, openbaar u: 

2 verhef u, Richter der aarde,
tref met vergelding de trotsen. 

3 Hoelang, Heer, mogen de bozen,
de bozen hoélang triomferen, 

4 in grootspraak zich laten gaan,
aan het woord zijn die onrecht bedrijven? 

5 ’t Is úw volk,Heer, dat zij vertreden,
úw eigendom wat zij verdrukken; 

6 de weduwe is het, de vreemdeling, 
  die zij het leven afsnijden,
en wezen sterven – door hen. 

7 Zij denken: `Dat ziet Jahwe niet! 
       Jacobs God – Hij zal het niet merken.’

8 Komt tot inzicht, hardhoofden in Israël,
onnozelen, wanneer wordt gij wijzer? 

9 Die het oor plantte, zou Hij niet horen,
die het oog vormde, zou Hij niet zien, 

10 die volken hun les leert niet straffen?
Gaf Hij niet de mens zijn verstand? 

11 De Heer kent de overlegging der mensen.
Niets dan een adem zijn zij. 

12 Gelukkig de man die Gij recht buigt, Jaweh,
die Gij uit de wet onderricht; 

13 zó kan hij de kwade dagen doorstaan.
Maar de kuil voor de bozen wordt diep! 

14 Neen, de Heer laat niet varen zijn volk,
zal nimmer prijsgeven zijn erfdeel: 

15 als het recht tot gerechtigheid weerkeert,
blijven zij – de oprechten van hart.

16 Wie koos mijn partij tegen hun laagheid?
Wie stond pal voor mij – tegen hun onrecht? 

17 Was de Heer mijn hulp niet geweest,
welhaast woonde mijn ziel in de stilte; 

18 dacht ik: ‘Mijn voet vindt geen steun’,
Uw  goedheid, Heer, hield mij staande. 

19 Wanneer talloze zorgen in mij woelden,
werd mijn ziel door Uw troost verkwikt: 

20 en zo U dan de rechterstoel 
       van de ongerechtigheid schragen?
daar heet het leed dat gesticht wordt recht, 

21 de rechtvaardige staat men naar het leven:
en onschuldig bloed vloeit bij het vonnis

22 Mij was de Heer tot een burcht,
mijn God is mijn rots en mijn toevlucht: 

23 Hij die tegen de schuldigen hun schuld keert,
middenin hun kwaad hen vernietigt, 

         Hen vernietigt:de Heer onze God. 

(Vertaling van Ida Gerhardt)

Nee… dat is geen oproep tot geweld… maar een roep tot Hem.
Die zelf in de Gekruisigde aan alle kwaad ten onderging
en in de Opgestane  alle misère  te boven kwam,
en ons daarom onomwonden verzekert:
Ik ben de Omega… de Laatste… het Einde!

Paul Visser

 

Related Posts