Afgelopen zaterdag werd onderstaande door mij geschreven column geplaatst in het Nederlands Dagblad.
Velen herkenden het en reageerden positief. Om die reden plaats ik hem ook hier nog een keer.
Mensen moeten niet ten koste van alles vasthouden aan het leven. Dat bepleit het driemanschap Theo Boer (ethicus), Maarten Verkerk (filosoof) en Dirk Jan Bakker (arts) in een rapport dat vorige week op een artsenconferentie werd gepresenteerde. De kern van hun betoog is dat artsen meer lef moeten tonen door de medische behandeling van kwetsbare ouderen eerder te staken of zelfs te weigeren. Een gevoelig en lastig punt. Juist ook bij gelovigen, weet ik uit ervaring. In mijn werk als predikant heb ik nogal eens te maken met mensen in de laatste fase van hun leven. Geregeld zie ik gebeuren dat zij van hun arts of specialist ‘het onmogelijke’ verlangen. Koste wat het kost. Letterlijk en figuurlijk. Wat is dat toch? En mag het anders?
Veel christenen zijn tegen de toepassing van actieve euthanasie. En terecht. De overtuiging dat wij niet gerechtigd zijn om de grens van leven en dood eigenhandig te verleggen heeft oude en goede papieren. Het gaat niet over een wissewasje. Hier gaan wissels om. De humaniteit staat op het spel. Te meer als je bedenkt dat het vrijwillige karakter van nu sluipenderwijs kan verworden tot morele dwang.
Van de weeromstuit lopen christenen intussen een tegengesteld gevaar. Om elke zweem naar euthanasie te voorkomen, eisen ze nogal eens dat alles uit de kast getrokken wordt om hun eigen leven of dat hun dierbaren zo lang mogelijk te rekken. Men blijft vechten tegen de dood aak al het al langer geen leven meer is. Desnoods met kunst en vliegwerk. Men is er pas gerust op als de arts ‘alles’ heeft gedaan wat mogelijk is. Hier slaat de moraal door, verliest men de realiteit uit het oog en bezondigt zich aan wat men bestrijdt: het verleggen van gegeven grenzen. Om maar niet te sterven ‘voor je tijd’ sterven mensen zodoende ‘na hun tijd’. In principe een even eigenhandig ingrijpen als actieve euthanasie
Zoals gezegd ontmoet ik geregeld mensen die ‘oud en versleten’ zijn. Ik snap dat men bij ziekte of ongeluk in eerste instantie wil dat kosten noch moeiten worden gespaard om het sterven uit te stellen. Soms komt dit mede voort uit een onzeker gevoel nog niet ‘klaar’ te zijn voor de dood. Dat vraagt van omgeving en pastor dan om integere en zorgvuldige begeleiding. Maar getuigt het ook niet van gezond geloof om onszelf en elkaar op een gegeven moment af te vragen waar we mee bezig zijn: met redden of rekken? Ook richting de samenleving zijn we dat verplicht. Moeten ‘kosten en moeite’ niet worden gespaard voor betere dingen dan voor ‘eindeloos’ doorbehandelen? Een 86-jarige vrouw met kanker vertrouwde me heel rustig toe: ik hoef geen chemokuur meer; ik moet toch érgens aan sterven? Juist wie verder kijkt dan het leven lang is, weet van ophouden.
Het wordt tijd dat arts en dominee in precaire situaties de handen ineen slaan. Om in eerlijk overleg met patiënt en familie het opgeleefde leven tot een goed einde te brengen. In plaats van krampachtig gerek van het leven en halsstarrig getrek aan artsen doen gelovigen er beter aan een voorbeeld te nemen aan hun aller vader, Abraham. Oud en van het leven verzadigd, zo verhaalt de Bijbel nuchter, legde hij zich neer, gaf de geest en stierf in goede ouderdom. Just in time.
Paul Visser