Naar aanleiding van de leerdienst over het thema ‘Avondmaal – zoals het ooit is bedoeld’ kreeg ik van een gemeentelid de volgende info doorgestuurd. Ik vond het heel verrassend. Ik dacht wel: hoe komt het toch dat ik dit nu pas voor het eerst hoor, lees? Graag deel ik het breder.
Centraal tijdens de sedermaaltijd (tijdens Pèsach/Pascha)) liggen drie ongezuurde broden op tafel. De rabbijnen geven verschillende betekenissen aan deze drie ongezuurde broden, die we voor het gemak matzes noemen. De bovenste matse is Cohen, de priester, de middelste Levi, de levieten en de onderste Am, het volk. Een driedeling in de Israëlische maatschappij die stamt uit de tijd van de Tempel.
Een andere verklaring is dat de bovenste matse symbolisch is voor de Almachtige, de onderste het volk en de middelste de priester die tussen God en volk in staat. Aan het begin van de sedermaaltijd wordt de middelste matse, de priester tussen God en volk, gebroken. Eén deel, Afikoman geheten, wordt in een doek gewikkeld en verstopt. Na de maaltijd, voordat de derde beker gedronken wordt, mogen de kinderen de Afikoman zoeken. Het stukje ongezuurde brood komt dan weer tevoorschijn.
Messiasbelijdende Joden wijzen erop dat zij een ‘Priester’ kennen, die de weg van de Afikoman is gegaan: hij werd gebroken, in doeken gewikkeld, begraven en is opgestaan. Er is veel voor te zeggen dat Jezus deze middelste matse heeft gebruikt toen hij tegen zijn discipelen zei: ‘Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt, doet dit tot mijn gedachtenis.’ De beker die Jezus neemt ‘na de maaltijd’ (Luk. 22:20), is de derde beker, die gedronken wordt nadat de Afikoman weer tevoorschijn gekomen is. Gelet op de verwijzing naar de opstanding, heet deze terecht ‘beker van verlossing en denkzegging’.