“De minderheidspositie van de kerk heb ik leren aanvaarden als roeping”

Visser en Visser in gesprek

‘De minderheidspositie van de kerk heb ik leren aanvaarden als roeping’

In september 2017 krijgt de Amsterdamse Noorderkerk een tweede dominee. Dat is tamelijk uitzonderlijk in een tijd waarin grote-stadsgemeenten al blij zijn een parttime-predikant te kunnen behouden. Paul Visser, de huidige voorganger van de ‘Noorder’, krijgt de handen vrij voor missionair pionierswerk, Johan Visser (geen familie), momenteel predikant in Antwerpen, wordt gemeentepredikant. Een impressie van een ontmoeting met het tweetal.

We treffen elkaar in het kerkgebouw van de Christusgemeente, in de joodse wijk, pal naast het station van Antwerpen. Hier komt elke zondag een kleine gemeente bijeen. Sinds 2007 is Johan hier werkzaam. ‘In die periode heb ik geleerd wat het is om kerk te zijn in een minderheid. België kent niet zo’n ‘christelijke infrastructuur’ zoals in Nederland, met protestants-christelijke organisaties, media, etc.. Ook bij rooms-katholieken is het raamwerk steeds meer aan het verdampen. Je staat als een kleine minderheid met het vreemde verhaal van het evangelie in een moderne samenleving. Daarbij kun je op allerlei manieren proberen aan te sluiten bij de geschiedenis en de cultuur, maar als het op de essentie aankomt, ben je een minderheid. Het zou te kras zijn om te zeggen dat ik die positie heb leren omarmen; ik heb het leren aanvaarden als een roeping. Het is onvruchtbaar terug te verlangen naar de dagen van weleer, dat gevoel duikt soms nog weleens op. Maar we moeten de weg gaan die Geest ons vandaag wijst.’

Accepteren. ‘Omarmen’ vind je te sterk uitgedrukt.

‘Ja, want het is niet alleen maar makkelijk. Kerkzijn in deze context is boeiend, maar ook kwetsbaar. Vergelijk het met geloofstwijfel. Die is er, je hebt er mee te dealen, maar het gaat te ver om ze toe te juichen.
Ik denk bijvoorbeeld aan de catechese. Het bijbelse kader staat ver af van de dagelijkse leefwereld van jongeren. Je doet je best om basale kernen van het christelijk geloof mee te geven – gebed, gebod, geloof – in de hoop en met het verlangen dat het wortel schiet in hun leven, maar het is heel fragiel. Je zoekt naar vormen waarbinnen je het geloof en het leven kunt delen. Voor mijn gevoel hebben de evangelischen in België, met hun strakker georganiseerde mini-zuil, het iets makkelijker dan wij, ‘gewone’ protestanten.’

Het lijkt een goede leerschool voor een predikantschap in Amsterdam.

‘In Amsterdam lijkt het me qua aantallen vergelijkbaar, al komt de kerk daar vanuit een meerderheidspositie. Je hebt nog sterker dan hier de kans dat mensen in het verleden nog iets met kerk en geloof hadden.’
Paul: ‘Klopt. De protestantse kerken zijn door de geschiedenis van de stad altijd prominent aanwezig geweest. De Oude Kerk, de Nieuwe Kerk, de Wester, de Noorder. Maar die indruk staat niet in verhouding tot de aantallen kerkgangers. Amsterdam telt ongeveer 14.000 meelevende christenen van wie er hooguit 2.000 tot de Protestantse Kerk Amsterdam behoren, hooguit. De migrantenkerken vormen een veel grotere categorie.
Het is inderdaad ongepast om de minderheidspositie van de kerk toe te juichen. Juist omdat een vangnet van een ‘christelijke bedding’ ontbreekt, komt het voor de gemeenteleden in de grote stad aan op stug volhouden. Als je afhaakt ben je één van de velen, als je blijft ben je een uitzondering. Die ervaring heeft me wel dichter bij de bijbelse werkelijkheid gebracht. Het ‘grote verhaal van God’ gebeurde ook in de Bijbel in de regel als een piepklein verhaaltje, in de marge van de toenmalige wereld. De voortgang van het heil hangt geregeld aan een zijden draadje. De kerk is op veel tijden en plaatsen een voetnoot in de geschiedenis. Dat geeft zijn eigen aanvechting.’

Johan: ‘Soms kan die je overvallen, als je op zondagmorgen met een klein groepje bijeen bent: we hebben in het evangelie zoveel goeds en moois…we zijn er door gegrepen. Hoe komt het toch dat mensen er zo achteloos aan voorbij leven?’

Eén van de lessen uit 10 jaar België is dus: durf een minderheid te zijn. Andere nog?

Johan: ‘Het christendom verkleurt. Het idee dat wij blanke westerlingen de wereld redden is passé. Je ziet dat proces zich in rap tempo voltrekken in de protestantse gemeenten en ook in de Rooms-katholieke kerk in België, waar veel migranten uit Oost-Europa, Afrika en het Midden-Oosten aanhaken. Ook onder evangelischen zijn het hier de grootste groepen. Die ontwikkeling zal zich de komende jaren doorzetten, verwacht ik. Ik vind dat een uitdaging.’

Paul: ‘In Amsterdam zie ik die ontwikkeling ook, maar er is nog heel weinig structureel contact tussen de PKA en de migrantengemeenschappen. Veel collega’s hebben weinig op met de evangelisch-charismatische theologie van de migranten. Maar er zijn meer bottle-necks. De liefde moet van twee kanten komen. Lang niet alle migrantengemeenschappen staan open voor contact met autochtone kerken. Wat dat betreft hebben we allemaal een zekere bekering nodig.’

Als predikant van een kleine gemeente heb je toch af en toe een groot podium: je schrijft bijvoorbeeld een column voor Knack.

‘Dankzij de aandacht voor islam is er bredere belangstelling voor religie bij de media. De protestantse kerk in België heeft een aantal theologen die mee kunnen doen in het debat. Ook in het contact met scholen, merk ik openheid. In openbare scholen kunnen leerlingen de lessen volgen in de levensbeschouwing van hun keuze. Steeds meer gaat men in de kader van elkaar leren kennen ook in de verschillende gebedshuizen op bezoek. Dat, en de organisatie van ‘religieuze wandelingen’, levert nogal eens bezoekjes en gesprekken op. Het protestantisme als persoonlijke overtuiging, zonder enige dwang, dwingt respect af.

Op het moment dat je stevig verankerd staat, in je identiteit ‘in Christus’, kun je onbevangen open staan voor anderen. Dan krijg je ook meer oog voor de vraag waar Christus is buiten je eigen kerk. Hij is Heer van de kosmos, Hij is niet alleen in ons kerkje bezig. In zo’n kleine Christus geloof ik niet. Tegelijk realiseer ik me dat Hij niet paradeert over de straten, Hij duikt op in kwetsbare, onooglijke gestalte.
Diaconie was nooit zo’n sterk punt van onze gemeenschap. Dat lieten we in het verleden meer over aan onze broeders en zusters met een meer ‘socialere insteek’ of een bevrijdingstheologie. In de afgelopen tijd heb ik meer oog gekregen voor het werk van Christus in de marge van de samenleving. In het rauwe, basale geloof van vluchtelingen, vrouwen vaak, met traumatische ervaringen. In en ondanks hun misère hebben ze de vreugde en de moed van het geloof weten te bewaren.’

Paul: ‘Mooi om ‘vonken van het licht’ te herkennen. Soms kan het ook vies tegenvallen, als het dwaallichtjes zijn die zomaar weer uitdoven. Van Bavinck heb ik geleerd om erop bedacht te zijn dat God op onverwachte momenten kan opduiken in de werkelijkheid. Zelfs als het op het eerste gezicht lijkt alsof Hij er uit wordt weggeduwd. Hij dient zich steeds weer aan. God is niet stuk te krijgen en het is aan ons om daar eerbiedig mee om te gaan. Het mooie vind ik dat Hij zich in Amsterdam soms ook meldt bij mensen zijn die een zeer geslaagd leven achter de rug hebben. Als ik ergens zie wat genade en uitverkiezing betekenen, is het wel in Amsterdam. Mensen worden erbij gehaald, zonder dat ze het zelf ooit hadden gezocht.’

Johan: ‘Er is nog een ervaring die ik meeneem naar Amsterdam: de kracht van een gewone kerk. Het is mooi dat we een combi gaan vormen, waarbij de één vooral pionierswerk verricht en de ander gemeentepredikant is. Het gewone gemeentewerk is voor mij óók missionair. In gastvrije kerkdiensten, in serieus pastoraat, in hartelijke contacten via de website of persoonlijke ontmoetingen. De meeste groei van de afgelopen jaren kwam hier wel via dergelijke ‘alledaagse’ zaken tot stand. Mensen vonden hier een gemeenschap waar het over Christus gaat, waar we met elkaar de bijbel lezen, bidden, en naar elkaar omzien.’

Paul: ‘Het pastorale is het missionaire en het missionaire is het pastorale. Ze gaan gelijk op.

Zonder een levende gemeenschap hangt het missionaire werk in de lucht. Ze is de moederschoot – de baarmoeder zou ik haast zeggen – voor alle activiteiten. De gemeente is geroepen om ‘geworteld in Christus’ te leven, in toewijding aan God, aan elkaar en aan de wereld.

Johan: ‘Naar Belgische begrippen is het duo-predikantschap van de Noorderkerk een luxe positie. In een kleine gemeenschap, zoals in Antwerpen, ben je voor veel dingen verantwoordelijk; ook voor veel regelwerk. Er ontstaat nu veel meer ruimte voor inhoudelijk werk.’

Paul: ‘Laten we ons vooral biddend openstellen voor de overvloed die ons van Hogerhand is toegezegd. In het licht van wat ons nu geschonken wordt, is er veel te verwachten.’

Koos van Noppen, IZB

Twee Vissers in de Jordaan

De naamsverwisseling ligt voor de hand, nu er vanaf september 2017 twee Vissers (geen familie) in de Amsterdamse Noorderkerk werken. En dan is er nog een dominee Visser in de stad, op IJburg. Paul (58) en Johan (44) hebben elk hun eigen aandachtsgebied: de één richt zich vooral op missionair pionierswerk, de ander wordt gemeentepredikant. Beiden zullen voorgaan in de erediensten in de Noorderkerk.

Johan Visser (47) is opgegroeid in de Gereformeerde Gemeente in Gorinchem, waar zijn vader koster was. Hij kijkt er met liefde en mildheid op terug. ‘Naarmate ik ouder werd, liep ik aan tegen de grenzen van de uitverkiezingstheologie. Na een ‘klassieke worsteling’ ontgroeide hij het kerkverband waar hij belijdenis had gedaan. De theologie van Kohlbrugge was in die tijd belangrijk voor me.’

Johan studeerde aanvankelijk internationale betrekkingen, rondde die studie ook af, voordat hij begon aan theologie. ‘Het beurzenstelsel gunde je indertijd nog twee extra jaren.’ Inmiddels was hij lid geworden van de Nederlandse Hervormde Kerk en laafde hij zich aan het werk van Noordmans en Van Ruler. ‘De eerste lees ik nog altijd graag, om zijn mystieke inslag en taalgevoel. Van Rulers theologie ademt me teveel de sfeer van het corpus christianum. Zijn theologie geeft naar mijn idee geen antwoord op de vragen van deze tijd. Een andere theoloog die al jaren met me meereist is Bonhoeffer.’
Een deel van zijn studententijd had Johan een parttime baan bij IFES-Nederland, de koepel van christelijke studentenverenigingen. ‘Een boeiende combinatie. De studentenbeweging pionierde in die jaren onder leiding van René van Loon met missionair werk. Ik verzorgde voor studenten in heel het land bijbelstudieavonden en bijeenkomsten voor geloofstoerusting.’
Een vicariaat in Rotterdam-Centrum (bij ds. Henk de Graaff) gaf een klik: een nadere kennismaking met het werk in de stad. Na afronding van de theologiestudie koos hij uit een aantal beroepen voor Antwerpen. ‘Het had iets van een avontuur, een uitdaging. Dat past wel bij me.’

Paul Visser (58) is opgegroeid in de pastorie. Hij studeerde theologie in Utrecht, en diende achtereenvolgens gemeenten in Wijk en Aalburg, Harderwijk, Bergambacht en Den Haag. Sinds 2010 is hij verbonden aan de Noorderkerk in Amsterdam.
Hij promoveerde in 1997 in de theologie op de missionaire theologie van Johan H. Bavinck, met als speerpunt de relatie en communicatie tussen religieus besef en christelijk geloof.
Vanaf 2004 maakt hij deel uit van een internationaal missiologisch werkgezelschap, dat zich bezint op de betekenis en actualisering van de gereformeerde missiologie in verschillende contexten en culturen. Hij is cursusleider van Areopagus, het centrum voor contextuele en missionaire verkondiging (IZB).

In de Noorderkerk heeft hij de laatste jaren met veel succes veel nieuwe contacten buiten de kerk gelegd. Als ‘missionair pionier’ krijgt hij meer tijd om dat verder uit te werken voor de bewoners in en buiten de Jordaan. Met persoonlijke ontmoetingen, Bijbelklassen en activiteiten voor jongeren op zoek naar inspiratie en zingeving.

Related Posts